Foppe, Riemer en Gertjan.
Sc Heerenveen had in de jaren ‘90 en de begin jaren van 2000 niet alleen succes op het veld, maar hadden ook de gunfactor in heel Nederland. Drie iconen stonden aan het roer van een ongekend succesvolle periode. Wat was destijds de kracht van SC Heerenveen?
Foppe
Onuitgesproken droom.
Ik kan me nog herinneren dat Riemer samen met Henk Schulten bij mij thuis kwamen om te vragen of ik trainer van Heerenveen wilde worden. “We zoeken een ander type trainer.” Daar hebben we even over gefilosofeerd en toen zei ik: “Oké prima ik doe het.” Ik gaf fulltime les op het CIOS en daarnaast deed ik Heerenveen.
Riemer en ik hadden beide een onuitgesproken droom. We willen eredivisie halen en daar blijven. We speelden toen onder in de eerste divisie. Ik heb toen allemaal mensen om mij heen gezocht van jongens die voetbalden waarvan ik vond dat ze ook wel kwaliteit hadden om trainer te worden. Daar hoorden Gertjan bij, Jan de Jonge en een collega Henk Heising waarvan ik vond dat hij een geweldige vakman was op fysiek gebied.
Voetbalschool.
We hebben toen een technisch plan gemaakt. Een van die onderdelen was een voetbalschool. We moesten ook een jeugdopleiding maken en moesten ergens beginnen. Gertjan en Jan de Jonge hebben daar heel veel energie in gestopt en dat was misschien wel een van de belangrijkste dingen die we hebben gedaan. Want met die voetbalschool maakten we verbinding met de omgeving.
Die kinderen werden gebracht, dus kwamen de vader en de moeder mee of de pake en de beppe. Toen lieten we zien dat we meer waren dan een betaald voetbalclub.
Riemer had daarbij een geweldig gevoel voor het betrekken van bedrijven. Hij had zelf een mooi bedrijf en benaderde ondernemers, echte voetballiefhebbers, eigenlijk allemaal Heerenveen liefhebbers. Die werden er vanaf het begin af aan bijgehaald. Er ontstond een geweldig commitment binnen de club en van buiten, de omgeving.
Jij vindt je toch de beste opleider van Nederland? Dan laat het nu maar zien.
Vanaf het begin zei Riemer tegen mij dat we anders moesten voetballen. Ajax was mijn grote voorbeeld in de Michels tijd, en Cruijff. We gingen steeds meer doen, maar altijd in combinatie met de wereld eromheen. We vonden onszelf ook goed. Ook niet onbelangrijk hoor.
Ik kan me herinneren dat we eens in het dorp een avond hebben gezeten met Rob Baan en Jan Riendstra van Cambuur, Riemer en ik. Het was een discussie van niks. Ze wilden een streep trekken door Friesland om af te spreken welke jeugdspeler naar Cambuur of Heerenveen kon gaan. Uiteindelijk zei Riemer: “Het is klaar. We zijn gewoon concurrenten van elkaar en die jongens bepalen zelf waar ze gaan voetballen.” Ik stond met hem op de stoep en zei: “Wat doe je nou?” Toen zei hij: “Jij vindt je toch de beste opleider van Nederland? Dan laat het nu maar zien.”
Echt verbinden. Het verhaal van Boer Sierdsma.
Het echte woord wat daarbij hoorde was verbinding. Mensen mee laten denken, commitment. Johnny Jansen de huidige trainer en Ronnie Venema kwamen uit Noordwolde zaten in de C1 of B1. En die moesten na de training weer terug naar Noordwolde, maar daar ging geen bus dus dat kon niet. Toen stond Boer Sierdsma aan de kant van het veld en zei ik op zijn Fries: “Jo wolle wat foar de klup dwaan he?” Ja, dat wilde hij wel. “Kunt u dan niet die jongens naar huis brengen?” Hij keek mij aan en zei: ”Dat doe ik.” Dat heeft hij jaren gedaan. Dat was typisch Heerenveen.
Toen we later professioneler werden is dat nooit veranderd. Betrokkenheid. We trainden op een veld bij een dorpje in de buurt. Daar waren twee mannen die het veld onderhielden. Dan ging ik naar hen toe om aan te geven dat het gras 2 cm hoog moest zijn en er lijnen op moesten staan. Dan zeiden ze: ‘”Foppe, je zegt het maar en we doen het.” Ze waren apetrots dat wij daar speelden.
Niet meer uitgeven dan dat er binnen komt.
We gaven nooit meer uit dan dat er binnen kwam en we zorgden ook voor reserve. Dat is ook een kunst. Het einde van de schatkist was nooit in zicht. Je moet ook een slechte tijd kunnen hebben. Dat was ook typisch van der Velde, maar ook typerend voor de omgeving. Dat was heel belangrijk om je continuïteit te waarborgen.
Verbinden, vertrouwen, verantwoordelijkheid geven, loyaliteit.
Dat zat in ons hele systeem ingebakken. In 2003 hadden we nog maar 3 punten en verloren uit bij RBC. Toen werd ik gebeld door Tom Egbers of zij zich zorgen moesten maken om Heerenveen. Ik zei: “Jullie niet maar ik wel.” Toen werd er door de media geroepen dat de trainer er al veel te lang zat, de chemie weg zou zijn. Toen pakte Riemer me bij de arm en zei: “Hé trainer ik kan wel zien dat je eronder leidt” en dat was ook zo, “Maar we hebben alle vertrouwen en het komt wel goed.”
Toen hield hij een persconferentie en ze waren er allemaal. TV, radio de kranten. Ze dachten de trainer wordt eruit geschopt. Toen ging hij achter de katheder staan en zei: “Koffie gehad? En een stukje oranjekoek? Oké, dan deel ik jullie nu mee dat onze trainer er nu is, morgen en aan het einde van het seizoen is hij er nog. Neem een borreltje, ga allemaal naar huis en tot ziens.” We haalden op 1 doelpunt na net geen Europees voetbal.
Op trainingskamp zat ik met Henk Heising bij Riemer en Annie. Riemer zei: “Je bent van plan om te stoppen he? Je moet niet stoppen, zo kan je niet stoppen. We zijn zevende geëindigd en we moeten toch een hartstikke mooi seizoen gaan draaien.” Ik belde met thuis en zei: “Ik doe het nog een jaar.” We werden vierde.
De laatste wedstrijd wonnen we van AZ met 1-0 met een fantastische goal van Gerald Sibon en iedereen was blij. Nou dat is typisch Heerenveen
Gertjan
Met elkaar, verbinding.
We deden het met elkaar, er was verbinding. Wat ik zelf heel mooi vond was dat er ondanks de professionalisering men er voor zorgden dat iedereen toch een plekje behield. Er werd geen afscheid genomen van mensen. Ook met sponsoren die het moeilijk hadden ging men in gesprek. ‘We helpen je door deze moeilijke periode heen’. Er werd samen naar een oplossing gezocht.
Één grote familie.
Er waren geen strubbelingen. Er was cohesie. Als iemand werd ontslagen op zijn werk dan werd er voor je gezorgd. Je kende iedereen, het was één grote familie. Zo zagen ze ons en zo voelde je je ook als je bij Heerenveen kwam. Daar wilde je bij horen. Als je bij de kapper kwam werd er over Heerenveen gesproken. Er was grote binding met de achterban.
Toen Riemer aantrad had Heerenveen schulden. Het eerste wat hij deed was met iedereen gaan praten en duidelijkheid creëren. “Zo staan we er financieel voor. Wij komen onze verplichtingen na maar geef me wat tijd om de schuld in te lossen.” En dat heeft hij ook gedaan. Hij heeft ook een aantal ondernemers betrokken die veel in de regio betekenden. Bij alles wat hij deed wou hij toestemming van hen hebben. Zij moesten er achter staan en nam hen in vertrouwen.
Iets gezamenlijks creëren.
Riemer had ook heel goed in de gaten dat men iets gezamenlijks moest creëren. Dat werd Abe Lenstra. Hij was toen de verbindende factor. Later werd Foppe en Riemer de verpersoonlijking waar Heerenveen voor stond. Abe werd belangrijk gemaakt, niet een individu zoals de trainer of de voorzitter.
We bouwden als eerste in Nederland een nieuw stadion. Dat werd naar Abe genoemd en Riemer wilde absoluut geen hekken. Dat sprak de mensen heel erg aan. Dat de Friezen lieten zien dat er in Heerenveen geen trammelant was. We waren ook heel gastvrij. De tegenstanders waren onze gasten en werden zo ook door Riemer en Annie ontvangen aan een grote tafel. We waren een voorbeeldclub.
Toonaangevend en innovatief
Ook waren we toonaangevend in de scouting en liepen we voorop met moderne trainingstechnieken. Grote talenten als Ruud van Nistelrooij, Klaas Jan Huntelaar en Jon Dahl Tomasson werden gescout.
Er was veel kennis en we probeerden dingen uit. Deden bijvoorbeeld structureel aan krachttraining en conditietraining met bal. Dat had weer invloed op spelers en zaakwaarnemers. Zij zagen dat er bij Heerenveen een klimaat was waar talenten zich konden ontwikkelen.